Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet verplichte beroepspensioenregeling

 

Artikel 210 Dwangbevel
1
Indien een premie na aanmaning per aangetekende brief niet of niet geheel binnen dertig dagen wordt voldaan kan de pensioenuitvoerder, vertegenwoordigd door de personen die op grond van de statuten bevoegd zijn de pensioenuitvoerder in rechte te vertegenwoordigen, de premie, wettelijke of reglementaire renten of reglementaire boeten en de aanmaningskosten invorderen bij dwangbevel.
2
De in het eerste lid bedoelde aanmaning vermeldt de inhoud van het eerste en vierde tot en met het achtste lid van dit artikel en van artikel 7, derde lid.
3
Het dwangbevel houdt in:
a
de naam en de zetel van de pensioenuitvoerder;
b
de namen van de vertegenwoordigers, bedoeld in het eerste lid;
c
de naam, het beroep, de woonplaats en het adres van de schuldenaar;
d
het bedrag van de achterstallige premies, dat van de wettelijke of reglementaire renten of reglementaire boeten, voorzover daarop aanspraak wordt gemaakt en de aanmaningskosten voorzover daarop aanspraak wordt gemaakt, alsmede de gronden waarop de vordering berust;
e
de datum waarop de in het eerste lid bedoelde aanmaning is geschied.
4
Het dwangbevel levert een executoriale titel op, die met toepassing van de voorschriften van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ten uitvoer kan worden gelegd.
5
Het dwangbevel kan niet ten uitvoer worden gelegd voordat acht dagen na de betekening daarvan zijn verstreken. De persoon aan wie het dwangbevel is gericht kan gedurende dertig dagen na de betekening door middel van dagvaarding tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel in verzet komen bij de kantonrechter van de plaats waar hij woont. Indien de persoon buiten Nederland woont dan wel in Nederland geen vaste woonplaats heeft, kan hij in verzet komen bij de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin het kantoor is gevestigd van de pensioenuitvoerder.
6
Het verzet schorst de tenuitvoerlegging van het dwangbevel voorzover deze door het verzet wordt bestreden.
7
Indien het verzet zich richt of mede richt tegen de hoogte van de gevorderde reglementaire rente of reglementaire boete, kan de rechter indien deze hem bovenmatig voorkomt, de bedongen reglementaire rente of reglementaire boete matigen, met dien verstande dat deze niet minder kan bedragen dan de wettelijke rente.
8
Het recht tot invorderen bij dwangbevel strekt zich uit tot de kosten van vervolging.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •